Een op drie werklozen in Vlaanderen is allochtoon
Eind 2019 telde Vlaanderen 53.667 allochtone werkzoekenden: 30 procent van alle werklozen.
De Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) definieert allochtone werklozen als werkzoekenden met een huidige of vorige nationaliteit van buiten de Europese Unie. Nieuwe Belgen met een vorige nationaliteit uit een niet-EU-land zitten daar dus statistisch niet bij. De daling van de werkloosheid in Vlaanderen bij allochtonen is veel minder sterk dan bij autochtonen. De algemene werkloosheid daalde van 229.697 eind 2014 naar 178.963 eind 2019. De daling van het aantal werkloze allochtonen is veel minder sterk: van 58.187 naar 53.667. Daardoor is het deel van de allochtonen in de werkloosheidscijfers gestegen van 25 procent eind 2014 naar 30 procent eind 2019.
De werkloosheid onder allochtonen is zorgelijk en België scoort slecht in Europees verband. Arbeidsmarktexpert Stijn Baert stelt dat er geen wondermiddel bestaat, maar er kan wel iets worden gedaan. Hij wijst op een probleem aan de vraagzijde, bij de werkgevers: voor een deel krijgen allochtonen minder kansen. Een vreemde naam is een drempel om te mogen solliciteren. Werkgevers denken dat hun klanten er minder open voor staan. Baert pleit voor praktijktests op sectorniveau. Maar hij vindt wel dat allochtonen zich moeten blijven inspannen. Volgens hem vallen de ongunstige beoordelingen weg als blijkt dat allochtonen zelf een inspanning leveren. Hoogopgeleide allochtonen en allochtonen met ervaring hebben volgens Baert meer kans. Hij ziet ook een ‘culturele’ verklaring voor de hogere werkloosheidscijfers onder allochtonen. ‘De cijfers maskeren een groot verschil tussen allochtone mannen en vrouwen; vrouwen scoren zeer slecht. Volgens een recent rapport van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid zoekt minder dan de helft van de allochtone vrouwen werk. De verklaring is niet alleen ‘cultureel’. Ook de werkloosheidsval zet een rem op de integratie van allochtone vrouwen op de arbeidsmarkt. ‘Voor grote gezinnen is het verschil tussen werken en niet-werken niet zo groot, zeker als je de extra kosten meerekent. Als je gaat werken, moet je je kinderen naar de opvang brengen. En dat is hier duur in vergelijking met andere landen.’ Baert noemt het migratiebeleid de achilleshiel. ‘Dat richt zich op het aantrekken van de profielen die nodig zijn op de arbeidsmarkt. Andere Europese landen die werk maken van economische migratie, trekken meer mensen aan die in hun economie passen en hebben ook betere werkloosheidscijfers onder allochtonen. Het gaat om allochtonen die minder belast zijn met hun culturele achtergrond en ervoor willen gaan.’ Volgens Baert is er dus nog winst te halen door in te zetten op een economisch migratiebeleid en door werken lonender te maken. Hij verwijst ook naar de tien aanbevelingen van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid. In oktober 2018 stelde die in een rapport over de integratie van immigranten op de arbeidsmarkt twee sporen voor: aanscherping van de voorwaarden om toegang te verwerven tot het grondgebied én betere inschakeling op de arbeidsmarkt.
Bron: De Tijd 7 januari 2020